Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitlopen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgelopen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik loop uit
jij loopt uit
hij loopt uit
wij lopen uit
jullie lopen uit
zij lopen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitloop
dat jij uitloopt
dat hij uitloopt
dat wij uitlopen
dat jullie uitlopen
dat zij uitlopen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben uitgelopen
jij bent uitgelopen
hij is uitgelopen
wij zijn uitgelopen
jullie zijn uitgelopen
zij zijn uitgelopen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik liep uit
jij liep uit
hij liep uit
wij liepen uit
jullie liepen uit
zij liepen uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitliep
dat jij uitliep
dat hij uitliep
dat wij uitliepen
dat jullie uitliepen
dat zij uitliepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was uitgelopen
jij was uitgelopen
hij was uitgelopen
wij waren uitgelopen
jullie waren uitgelopen
zij waren uitgelopen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij zal uitlopen
wij zullen uitlopen
jullie zullen uitlopen
zij zullen uitlopen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgelopen zijn
jij zult uitgelopen zijn
hij zal uitgelopen zijn
wij zullen uitgelopen zijn
jullie zullen uitgelopen zijn
zij zullen uitgelopen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitlopen
jij zou uitlopen
hij zou uitlopen
wij zouden uitlopen
jullie zouden uitlopen
zij zouden uitlopen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgelopen zijn
jij zou uitgelopen zijn
hij zou uitgelopen zijn
wij zouden uitgelopen zijn
jullie zouden uitgelopen zijn
zij zouden uitgelopen zijn

Gebiedende wijs
loop uit

Aanvoegende wijs
uitlope

Voorbeelden

  1. Dit is een Frans vuursteenslot pistool met draaiende loop uit 1645.
    This is a French Flintlock Turnover Pistol from 1645.
  2. Onverwacht de kamer uitlopen.
    Walking out of the room unexpectedly.
  3. uitlopen van de bandbreedte
    Widening of the yield
  4. Je zal hier snel uitlopen.
    You 'll be walking out of here soon.
  5. Het kan uitlopen op bloedvergieten.
    It is possible this will bring bloodshed.
  6. Ik wil de deur uitlopen.
    I want to walk out the damn door.
  7. Het kan uitlopen op een ramp
    It could be a catastrophe
  8. Dit zou op niets kunnen uitlopen.
    Now this could end up in a tie.
  9. Ik liet mijn vergadering uitlopen, ik...
    I-I was the one who let the meeting run long, I...
  10. Omdraaien en de andere kant uitlopen.
    To turn around and walk the other way.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden