Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitleveren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeleverd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lever uit
jij levert uit
hij levert uit
wij leveren uit
jullie leveren uit
zij leveren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitlever
dat jij uitlevert
dat hij uitlevert
dat wij uitleveren
dat jullie uitleveren
dat zij uitleveren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeleverd
jij hebt uitgeleverd
hij heeft uitgeleverd
wij hebben uitgeleverd
jullie hebben uitgeleverd
zij hebben uitgeleverd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leverde uit
jij leverde uit
hij leverde uit
wij leverden uit
jullie leverden uit
zij leverden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitleverde
dat jij uitleverde
dat hij uitleverde
dat wij uitleverden
dat jullie uitleverden
dat zij uitleverden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeleverd
jij had uitgeleverd
hij had uitgeleverd
wij hadden uitgeleverd
jullie hadden uitgeleverd
zij hadden uitgeleverd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitleveren
jij zult uitleveren
hij zal uitleveren
wij zullen uitleveren
jullie zullen uitleveren
zij zullen uitleveren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeleverd hebben
jij zult uitgeleverd hebben
hij zal uitgeleverd hebben
wij zullen uitgeleverd hebben
jullie zullen uitgeleverd hebben
zij zullen uitgeleverd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitleveren
jij zou uitleveren
hij zou uitleveren
wij zouden uitleveren
jullie zouden uitleveren
zij zouden uitleveren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeleverd hebben
jij zou uitgeleverd hebben
hij zou uitgeleverd hebben
wij zouden uitgeleverd hebben
jullie zouden uitgeleverd hebben
zij zouden uitgeleverd hebben

Gebiedende wijs
lever uit

Aanvoegende wijs
uitlevere

Voorbeelden

  1. Wel, ik heb die lever uit de Bronx.
    Well, I got my Bronx liver.
  2. Uitleveren gaat ook niet.
    We can 't even get an extradition.
  3. Aan de politie uitleveren?
    Turn him into the police?
  4. We moeten hem uitleveren.
    We must turn the rebel over.
  5. De Klingons willen hem uitleveren.
    The Klingons want to extradite him.
  6. We kunnen hem niet uitleveren.
    We can 't hand him over.
  7. Je moet Trager nog uitleveren.
    You still owe us Trager.
  8. Ze zou me nooit uitleveren.
    She 'd never hand me in.
  9. Ze gaan' m alleen uitleveren.
    The president ordered Jack be extradited.
  10. Jullie mogen me niet uitleveren.
    You may not extradite me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden