Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitleven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeleefd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leef uit
jij leeft uit
hij leeft uit
wij leven uit
jullie leven uit
zij leven uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitleef
dat jij uitleeft
dat hij uitleeft
dat wij uitleven
dat jullie uitleven
dat zij uitleven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeleefd
jij hebt uitgeleefd
hij heeft uitgeleefd
wij hebben uitgeleefd
jullie hebben uitgeleefd
zij hebben uitgeleefd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leefde uit
jij leefde uit
hij leefde uit
wij leefden uit
jullie leefden uit
zij leefden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitleefde
dat jij uitleefde
dat hij uitleefde
dat wij uitleefden
dat jullie uitleefden
dat zij uitleefden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeleefd
jij had uitgeleefd
hij had uitgeleefd
wij hadden uitgeleefd
jullie hadden uitgeleefd
zij hadden uitgeleefd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitleven
jij zult uitleven
hij zal uitleven
wij zullen uitleven
jullie zullen uitleven
zij zullen uitleven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeleefd hebben
jij zult uitgeleefd hebben
hij zal uitgeleefd hebben
wij zullen uitgeleefd hebben
jullie zullen uitgeleefd hebben
zij zullen uitgeleefd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitleven
jij zou uitleven
hij zou uitleven
wij zouden uitleven
jullie zouden uitleven
zij zouden uitleven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeleefd hebben
jij zou uitgeleefd hebben
hij zou uitgeleefd hebben
wij zouden uitgeleefd hebben
jullie zouden uitgeleefd hebben
zij zouden uitgeleefd hebben

Gebiedende wijs
leef uit

Aanvoegende wijs
uitleve

Voorbeelden

  1. Je uitleven op je vijandigheden.
    Getting out your hostilities.
  2. Je moet je' s uitleven, Harry.
    You owe it to yourself to live a little, Harry.
  3. Je moet je hier echt uitleven.
    You must really be living out here.
  4. Zich uitleven op de rode loper.
    Living it up on the red carpet.
  5. Wil je je alvast op me uitleven?
    So you wanna take a swing at me this time?
  6. Maar hierop kan je je echt uitleven...
    But here 's the freaky part.
  7. Dan kan ik me via jou uitleven.
    That way I can live vicariously through you.
  8. Dan kunnen ze ze op je uitleven.
    They can enjoy you as much as they like!
  9. Tijdens deze uren, Chief, kun je je uitleven.
    Between those hours, chief, knock yourself out.
  10. Blair en haar clubje psychopaten gaan zich helemaal uitleven.
    blair and her merry band of psychos are gonna be on a tear.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden