Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitlenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeleend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leen uit
jij leent uit
hij leent uit
wij lenen uit
jullie lenen uit
zij lenen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitleen
dat jij uitleent
dat hij uitleent
dat wij uitlenen
dat jullie uitlenen
dat zij uitlenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeleend
jij hebt uitgeleend
hij heeft uitgeleend
wij hebben uitgeleend
jullie hebben uitgeleend
zij hebben uitgeleend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leende uit
jij leende uit
hij leende uit
wij leenden uit
jullie leenden uit
zij leenden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitleende
dat jij uitleende
dat hij uitleende
dat wij uitleenden
dat jullie uitleenden
dat zij uitleenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeleend
jij had uitgeleend
hij had uitgeleend
wij hadden uitgeleend
jullie hadden uitgeleend
zij hadden uitgeleend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitlenen
jij zult uitlenen
hij zal uitlenen
wij zullen uitlenen
jullie zullen uitlenen
zij zullen uitlenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeleend hebben
jij zult uitgeleend hebben
hij zal uitgeleend hebben
wij zullen uitgeleend hebben
jullie zullen uitgeleend hebben
zij zullen uitgeleend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitlenen
jij zou uitlenen
hij zou uitlenen
wij zouden uitlenen
jullie zouden uitlenen
zij zouden uitlenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeleend hebben
jij zou uitgeleend hebben
hij zou uitgeleend hebben
wij zouden uitgeleend hebben
jullie zouden uitgeleend hebben
zij zouden uitgeleend hebben

Gebiedende wijs
leen uit

Aanvoegende wijs
uitlene

Voorbeelden

  1. We hebben Murdoch te leen uit San Diego.
    We got Murdoch on loan from San Diego.
  2. Dat wapens uitlenen helpt niet.
    The gun lending doesn 't help.
  3. De bietenpers aan de Polen uitlenen?
    Did you lend the beet press to the Poles?
  4. jij zou dat bedrag aan iedereen uitlenen.
    You 'd lend that sum to anyone.
  5. Je kunt je vriendje niet één uurtje uitlenen?
    You can 't loan me your boyfriend for one measly hour?
  6. Nou ik kan hem uitlenen aan iemand die je kent.
    Well I can 't just lend it to anybody you know.
  7. De Amerikanen zullen hem zeker niet voor een middag willen uitlenen.
    No way the Americans will lend him back for the afternoon.
  8. Dan moeten we de bietenpers toch juist uitlenen, als wij Herrenmenschen zijn?
    Shouldn 't we lend them the beet press, if we are the Master Race?
  9. Als je een pen nodig hebt, zal ik je er een uitlenen.
    If you need a pen, I'll lend you one.
  10. Wilt ge de film aan mij uitlenen als ge hem gezien hebt?
    Please lend me the video when you have seen it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden