Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitkijken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgekeken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kijk uit
jij kijkt uit
hij kijkt uit
wij kijken uit
jullie kijken uit
zij kijken uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitkijk
dat jij uitkijkt
dat hij uitkijkt
dat wij uitkijken
dat jullie uitkijken
dat zij uitkijken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgekeken
jij hebt uitgekeken
hij heeft uitgekeken
wij hebben uitgekeken
jullie hebben uitgekeken
zij hebben uitgekeken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik keek uit
jij keek uit
hij keek uit
wij keken uit
jullie keken uit
zij keken uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitkeek
dat jij uitkeek
dat hij uitkeek
dat wij uitkeken
dat jullie uitkeken
dat zij uitkeken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgekeken
jij had uitgekeken
hij had uitgekeken
wij hadden uitgekeken
jullie hadden uitgekeken
zij hadden uitgekeken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitkijken
jij zult uitkijken
hij zal uitkijken
wij zullen uitkijken
jullie zullen uitkijken
zij zullen uitkijken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgekeken hebben
jij zult uitgekeken hebben
hij zal uitgekeken hebben
wij zullen uitgekeken hebben
jullie zullen uitgekeken hebben
zij zullen uitgekeken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitkijken
jij zou uitkijken
hij zou uitkijken
wij zouden uitkijken
jullie zouden uitkijken
zij zouden uitkijken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgekeken hebben
jij zou uitgekeken hebben
hij zou uitgekeken hebben
wij zouden uitgekeken hebben
jullie zouden uitgekeken hebben
zij zouden uitgekeken hebben

Gebiedende wijs
kijk uit

Aanvoegende wijs
uitkijke

Voorbeelden

  1. Iedreen uitkijken, kijk uit!
    Everybody watch out, watch out!
  2. Kijk uit, kijk uit, kijk uit...
    Watch out, watch out, watch out...
  3. Kijk uit, kijk uit, kijk uit!
    Watch out, watch out, watch out!
  4. Oh, kijk uit, kijk uit, kijk uit.
    Oh, look out, look out, look out.
  5. Kijk uit Kijk uit
    Watch out Watch out
  6. Kijk uit, kijk uit.
    Look out, look out!
  7. Kijk uit, kijk uit.
    Clear out, clear out.
  8. Kijk uit, kijk uit.
    Look out, look out.
  9. Kijk uit, kijk uit!
    Watch it, look out!
  10. Kijk uit, kijk uit.
    Watch out, watch out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden