Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uithongeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgehongerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik honger uit
jij hongert uit
hij hongert uit
wij hongeren uit
jullie hongeren uit
zij hongeren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uithonger
dat jij uithongert
dat hij uithongert
dat wij uithongeren
dat jullie uithongeren
dat zij uithongeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgehongerd
jij hebt uitgehongerd
hij heeft uitgehongerd
wij hebben uitgehongerd
jullie hebben uitgehongerd
zij hebben uitgehongerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hongerde uit
jij hongerde uit
hij hongerde uit
wij hongerden uit
jullie hongerden uit
zij hongerden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uithongerde
dat jij uithongerde
dat hij uithongerde
dat wij uithongerden
dat jullie uithongerden
dat zij uithongerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgehongerd
jij had uitgehongerd
hij had uitgehongerd
wij hadden uitgehongerd
jullie hadden uitgehongerd
zij hadden uitgehongerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uithongeren
jij zult uithongeren
hij zal uithongeren
wij zullen uithongeren
jullie zullen uithongeren
zij zullen uithongeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgehongerd hebben
jij zult uitgehongerd hebben
hij zal uitgehongerd hebben
wij zullen uitgehongerd hebben
jullie zullen uitgehongerd hebben
zij zullen uitgehongerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uithongeren
jij zou uithongeren
hij zou uithongeren
wij zouden uithongeren
jullie zouden uithongeren
zij zouden uithongeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgehongerd hebben
jij zou uitgehongerd hebben
hij zou uitgehongerd hebben
wij zouden uitgehongerd hebben
jullie zouden uitgehongerd hebben
zij zouden uitgehongerd hebben

Gebiedende wijs
honger uit

Aanvoegende wijs
uithongere

Voorbeelden

  1. Uithongeren of braken? .
    Starving herself or throwing up?
  2. Het zou uithongeren.
    The thing would starve to death.
  3. Ze willen jullie uithongeren.
    They intend to starve you out
  4. Het is' t uithongeren.
    It 's the starving.
  5. we zullen hem uithongeren.
    We 'll starve him out.
  6. Het zal je laten uithongeren.
    It 'll make you die of hunger.
  7. De regering zal ons uithongeren.
    This administration will starve us out.
  8. Ik mocht mezelf niet uithongeren.
    You told me not to starve myself.
  9. Ik wil mijn familie niet uithongeren.
    I don 't want my family to go hungry.
  10. Jouw monster doet mijn mensen uithongeren.
    Your monster starves my people.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden