Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uithollen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgehold

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hol uit
jij holt uit
hij holt uit
wij hollen uit
jullie hollen uit
zij hollen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uithol
dat jij uitholt
dat hij uitholt
dat wij uithollen
dat jullie uithollen
dat zij uithollen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgehold
jij hebt uitgehold
hij heeft uitgehold
wij hebben uitgehold
jullie hebben uitgehold
zij hebben uitgehold

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik holde uit
jij holde uit
hij holde uit
wij holden uit
jullie holden uit
zij holden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitholde
dat jij uitholde
dat hij uitholde
dat wij uitholden
dat jullie uitholden
dat zij uitholden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgehold
jij had uitgehold
hij had uitgehold
wij hadden uitgehold
jullie hadden uitgehold
zij hadden uitgehold

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uithollen
jij zult uithollen
hij zal uithollen
wij zullen uithollen
jullie zullen uithollen
zij zullen uithollen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgehold hebben
jij zult uitgehold hebben
hij zal uitgehold hebben
wij zullen uitgehold hebben
jullie zullen uitgehold hebben
zij zullen uitgehold hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uithollen
jij zou uithollen
hij zou uithollen
wij zouden uithollen
jullie zouden uithollen
zij zouden uithollen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgehold hebben
jij zou uitgehold hebben
hij zou uitgehold hebben
wij zouden uitgehold hebben
jullie zouden uitgehold hebben
zij zouden uitgehold hebben

Gebiedende wijs
hol uit

Aanvoegende wijs
uitholle

Voorbeelden

  1. Bruin palinkje komt de grot uit... zwemt' t hol in... komt' t hol uit, terug de grot in.
    Little brown eel comes out of the cave swims into the hole... It 's not too good, is it?
  2. Ik moet nog een meloen uithollen.
    There 's a melon I 've got to pick.
  3. nou, om eerlijk te zijn, ik doe het uithollen.
    Well, to be honest, I 'm doing the carving.
  4. Ik zou hem uithollen en als woonboot gaan gebruiken.
    If I was you I 'd scoop him out and use him as a houseboat.
  5. Het uithollen van G.D.' s onderzoek is één ding.
    Gutting G.D.' s research is one thing.
  6. Dat is het uithollen van je tegenstanders oogbal... met één vinger.
    That 's the gouging out of your opponent 's eyeball... with one 's finger.
  7. Mag ik het hoofd van deze uithollen en gebruiken als schildpad bak?
    Can I hollow out this one 's head and use it as a turtle tank?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden