Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitfoeteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgefoeterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik foeter uit
jij foetert uit
hij foetert uit
wij foeteren uit
jullie foeteren uit
zij foeteren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitfoeter
dat jij uitfoetert
dat hij uitfoetert
dat wij uitfoeteren
dat jullie uitfoeteren
dat zij uitfoeteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgefoeterd
jij hebt uitgefoeterd
hij heeft uitgefoeterd
wij hebben uitgefoeterd
jullie hebben uitgefoeterd
zij hebben uitgefoeterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik foeterde uit
jij foeterde uit
hij foeterde uit
wij foeterden uit
jullie foeterden uit
zij foeterden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitfoeterde
dat jij uitfoeterde
dat hij uitfoeterde
dat wij uitfoeterden
dat jullie uitfoeterden
dat zij uitfoeterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgefoeterd
jij had uitgefoeterd
hij had uitgefoeterd
wij hadden uitgefoeterd
jullie hadden uitgefoeterd
zij hadden uitgefoeterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitfoeteren
jij zult uitfoeteren
hij zal uitfoeteren
wij zullen uitfoeteren
jullie zullen uitfoeteren
zij zullen uitfoeteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgefoeterd hebben
jij zult uitgefoeterd hebben
hij zal uitgefoeterd hebben
wij zullen uitgefoeterd hebben
jullie zullen uitgefoeterd hebben
zij zullen uitgefoeterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitfoeteren
jij zou uitfoeteren
hij zou uitfoeteren
wij zouden uitfoeteren
jullie zouden uitfoeteren
zij zouden uitfoeteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgefoeterd hebben
jij zou uitgefoeterd hebben
hij zou uitgefoeterd hebben
wij zouden uitgefoeterd hebben
jullie zouden uitgefoeterd hebben
zij zouden uitgefoeterd hebben

Gebiedende wijs
foeter uit

Aanvoegende wijs
uitfoetere

Voorbeelden

  1. Ik wilde je niet uitfoeteren.
    I ain 't mean to come at you like that.
  2. Jenny kreeg ook een jurk. Dus je kunt haar ook uitfoeteren.
    Jenny got a dress too, if you 'd like to make her feel bad.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden