Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uiteenvallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uiteengevallen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik val uiteen
jij valt uiteen
hij valt uiteen
wij vallen uiteen
jullie vallen uiteen
zij vallen uiteen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uiteenval
dat jij uiteenvalt
dat hij uiteenvalt
dat wij uiteenvallen
dat jullie uiteenvallen
dat zij uiteenvallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uiteengevallen
jij hebt uiteengevallen
hij heeft uiteengevallen
wij hebben uiteengevallen
jullie hebben uiteengevallen
zij hebben uiteengevallen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik viel uiteen
jij viel uiteen
hij viel uiteen
wij vielen uiteen
jullie vielen uiteen
zij vielen uiteen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uiteenviel
dat jij uiteenviel
dat hij uiteenviel
dat wij uiteenvielen
dat jullie uiteenvielen
dat zij uiteenvielen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uiteengevallen
jij had uiteengevallen
hij had uiteengevallen
wij hadden uiteengevallen
jullie hadden uiteengevallen
zij hadden uiteengevallen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uiteenvallen
jij zult uiteenvallen
hij zal uiteenvallen
wij zullen uiteenvallen
jullie zullen uiteenvallen
zij zullen uiteenvallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uiteengevallen hebben
jij zult uiteengevallen hebben
hij zal uiteengevallen hebben
wij zullen uiteengevallen hebben
jullie zullen uiteengevallen hebben
zij zullen uiteengevallen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uiteenvallen
jij zou uiteenvallen
hij zou uiteenvallen
wij zouden uiteenvallen
jullie zouden uiteenvallen
zij zouden uiteenvallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uiteengevallen hebben
jij zou uiteengevallen hebben
hij zou uiteengevallen hebben
wij zouden uiteengevallen hebben
jullie zouden uiteengevallen hebben
zij zouden uiteengevallen hebben

Gebiedende wijs
val uiteen

Aanvoegende wijs
uiteenvalle

Voorbeelden

  1. Uiteenvallen aanstaand.
    Disintegration imminent.
  2. zal hun infanterie uiteenvallen.
    Infantry will fall apart.
  3. Het zal binnenkort uiteenvallen.
    Going to fall to bits soon.
  4. Mijn meester zal uiteenvallen.
    My master will disintegrate.
  5. Dit congres kan uiteenvallen.
    This conference is at risk of falling apart.
  6. Alexander, het leger zal uiteenvallen.
    Alexander, the army will divide.
  7. Het uiteenvallen van de zaak.
    The collapse of the case.
  8. Het uiteenvallen van een band?
    What does it- -? The unravelling of a band?
  9. Of uiteenvallen door vermoedens en verdenkingen?
    Or break apart because of conjecture and suspicion?
  10. Zij liet haar hand uiteenvallen in miljoenen stukjes.
    She... She made her hand dissolve into a billion pieces...

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden