Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitdokteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgedokterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik dokter uit
jij doktert uit
hij doktert uit
wij dokteren uit
jullie dokteren uit
zij dokteren uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitdokter
dat jij uitdoktert
dat hij uitdoktert
dat wij uitdokteren
dat jullie uitdokteren
dat zij uitdokteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgedokterd
jij hebt uitgedokterd
hij heeft uitgedokterd
wij hebben uitgedokterd
jullie hebben uitgedokterd
zij hebben uitgedokterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dokterde uit
jij dokterde uit
hij dokterde uit
wij dokterden uit
jullie dokterden uit
zij dokterden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitdokterde
dat jij uitdokterde
dat hij uitdokterde
dat wij uitdokterden
dat jullie uitdokterden
dat zij uitdokterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgedokterd
jij had uitgedokterd
hij had uitgedokterd
wij hadden uitgedokterd
jullie hadden uitgedokterd
zij hadden uitgedokterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitdokteren
jij zult uitdokteren
hij zal uitdokteren
wij zullen uitdokteren
jullie zullen uitdokteren
zij zullen uitdokteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgedokterd hebben
jij zult uitgedokterd hebben
hij zal uitgedokterd hebben
wij zullen uitgedokterd hebben
jullie zullen uitgedokterd hebben
zij zullen uitgedokterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitdokteren
jij zou uitdokteren
hij zou uitdokteren
wij zouden uitdokteren
jullie zouden uitdokteren
zij zouden uitdokteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgedokterd hebben
jij zou uitgedokterd hebben
hij zou uitgedokterd hebben
wij zouden uitgedokterd hebben
jullie zouden uitgedokterd hebben
zij zouden uitgedokterd hebben

Gebiedende wijs
dokter uit

Aanvoegende wijs
uitdoktere

Voorbeelden

  1. Ik ben een dokter uit Pasadena.
    I 'm a doctor from Pasadena.
  2. We hebben een dokter uit het ziekenhuis.
    We have a doctor from the hospital staff.
  3. U voert de handelingen van een dokter uit.
    You perform the functions of a doctor.
  4. Het Engels leidde de dokter uit mijn vakgebied.
    The English led the Doctor out of my field.
  5. Um, mijn dokter uit New York. De gynaecoloog.
    Um, my doctor in new york.The physical.
  6. Ze is een kunstenaar en een dokter uit Frankrijk.
    She is an artist and doctor from France.
  7. George Anyaoku, aangetekende brieven van een dokter uit Tel Aviv.
    George Anyaoku, started receiving registered letters from a doctor in Tel Aviv.
  8. Ze zei dat we moeten wachten dat de dokter uit de kamer komt.
    She thinks that they 're just waiting for a doctor to get out of the room.
  9. Ik heb misschien... volgens de dokter uit Baltimore, nog een jaar en half.
    I have maybe... according to one doctor who came up from Baltimore, a year and a half.
  10. Ik kan het uitdokteren!
    I can figure it out!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden