Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitblinken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgeblonken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blink uit
jij blinkt uit
hij blinkt uit
wij blinken uit
jullie blinken uit
zij blinken uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitblink
dat jij uitblinkt
dat hij uitblinkt
dat wij uitblinken
dat jullie uitblinken
dat zij uitblinken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgeblonken
jij hebt uitgeblonken
hij heeft uitgeblonken
wij hebben uitgeblonken
jullie hebben uitgeblonken
zij hebben uitgeblonken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik blonk uit
jij blonk uit
hij blonk uit
wij blonken uit
jullie blonken uit
zij blonken uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitblonk
dat jij uitblonk
dat hij uitblonk
dat wij uitblonken
dat jullie uitblonken
dat zij uitblonken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgeblonken
jij had uitgeblonken
hij had uitgeblonken
wij hadden uitgeblonken
jullie hadden uitgeblonken
zij hadden uitgeblonken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitblinken
jij zult uitblinken
hij zal uitblinken
wij zullen uitblinken
jullie zullen uitblinken
zij zullen uitblinken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgeblonken hebben
jij zult uitgeblonken hebben
hij zal uitgeblonken hebben
wij zullen uitgeblonken hebben
jullie zullen uitgeblonken hebben
zij zullen uitgeblonken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitblinken
jij zou uitblinken
hij zou uitblinken
wij zouden uitblinken
jullie zouden uitblinken
zij zouden uitblinken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgeblonken hebben
jij zou uitgeblonken hebben
hij zou uitgeblonken hebben
wij zouden uitgeblonken hebben
jullie zouden uitgeblonken hebben
zij zouden uitgeblonken hebben

Gebiedende wijs
blink uit

Aanvoegende wijs
uitblinke

Voorbeelden

  1. Nou, ik blink uit in raadsels!
    Well, I excel at riddles!
  2. Blijkt dat ik uitblinken op dat.
    Turns out I excel at that.
  3. Charlie, moet je altijd overal in uitblinken?
    Charlie, do you always have to excel at what you do?
  4. Een achtergrond dat de surveillance doet uitblinken.
    A background that will make the surveillance stand out.
  5. Een Tri Psi moet overal in uitblinken.
    A Tri Psi has to be excellent all over.
  6. Zoals alle kinderen, moeten wij ook gaan uitblinken.
    We were all meant to shine, as children do.
  7. Die moeten uitblinken op school en geweldige relaties hebben.
    They put pressure on them to excel in school and relationships.
  8. Je zal in een hoop dingen uitblinken, maar hierin niet.
    You 'll excel at a lot of things, just not this.
  9. Als je vader bent, zou je moeten uitblinken in het vaderschap.
    When you 're a father, that 's what 's supposed to be the best part of you.
  10. Toen ik niet slaagde voor mijn mondeling, bleef ik uitblinken als intern.
    When I failed my orals, I continued to excel at my internship.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden