Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: uitbazuinen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
uitgebazuind

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bazuin uit
jij bazuint uit
hij bazuint uit
wij bazuinen uit
jullie bazuinen uit
zij bazuinen uit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitbazuin
dat jij uitbazuint
dat hij uitbazuint
dat wij uitbazuinen
dat jullie uitbazuinen
dat zij uitbazuinen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb uitgebazuind
jij hebt uitgebazuind
hij heeft uitgebazuind
wij hebben uitgebazuind
jullie hebben uitgebazuind
zij hebben uitgebazuind

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bazuinde uit
jij bazuinde uit
hij bazuinde uit
wij bazuinden uit
jullie bazuinden uit
zij bazuinden uit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik uitbazuinde
dat jij uitbazuinde
dat hij uitbazuinde
dat wij uitbazuinden
dat jullie uitbazuinden
dat zij uitbazuinden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had uitgebazuind
jij had uitgebazuind
hij had uitgebazuind
wij hadden uitgebazuind
jullie hadden uitgebazuind
zij hadden uitgebazuind

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal uitbazuinen
jij zult uitbazuinen
hij zal uitbazuinen
wij zullen uitbazuinen
jullie zullen uitbazuinen
zij zullen uitbazuinen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal uitgebazuind hebben
jij zult uitgebazuind hebben
hij zal uitgebazuind hebben
wij zullen uitgebazuind hebben
jullie zullen uitgebazuind hebben
zij zullen uitgebazuind hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou uitbazuinen
jij zou uitbazuinen
hij zou uitbazuinen
wij zouden uitbazuinen
jullie zouden uitbazuinen
zij zouden uitbazuinen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou uitgebazuind hebben
jij zou uitgebazuind hebben
hij zou uitgebazuind hebben
wij zouden uitgebazuind hebben
jullie zouden uitgebazuind hebben
zij zouden uitgebazuind hebben

Gebiedende wijs
bazuin uit

Aanvoegende wijs
uitbazuine

Voorbeelden

  1. ... en zijn schande uitbazuinen?
    ... and make his dishonesties public?
  2. hoef je er geen spektakel van te maken. Je moet 't niet uitbazuinen.
    . . .you wouIdn't feeI the need to make a big show out of it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden