NL: tussenvoegen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
tussengevoegd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik voeg tussen jij voegt tussen hij voegt tussen wij voegen tussen jullie voegen tussen zij voegen tussen
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik tussenvoeg dat jij tussenvoegt dat hij tussenvoegt dat wij tussenvoegen dat jullie tussenvoegen dat zij tussenvoegen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb tussengevoegd jij hebt tussengevoegd hij heeft tussengevoegd wij hebben tussengevoegd jullie hebben tussengevoegd zij hebben tussengevoegd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik voegde tussen jij voegde tussen hij voegde tussen wij voegden tussen jullie voegden tussen zij voegden tussen
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik tussenvoegde dat jij tussenvoegde dat hij tussenvoegde dat wij tussenvoegden dat jullie tussenvoegden dat zij tussenvoegden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had tussengevoegd jij had tussengevoegd hij had tussengevoegd wij hadden tussengevoegd jullie hadden tussengevoegd zij hadden tussengevoegd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tussenvoegen jij zult tussenvoegen hij zal tussenvoegen wij zullen tussenvoegen jullie zullen tussenvoegen zij zullen tussenvoegen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal tussengevoegd hebben jij zult tussengevoegd hebben hij zal tussengevoegd hebben wij zullen tussengevoegd hebben jullie zullen tussengevoegd hebben zij zullen tussengevoegd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tussenvoegen jij zou tussenvoegen hij zou tussenvoegen wij zouden tussenvoegen jullie zouden tussenvoegen zij zouden tussenvoegen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou tussengevoegd hebben jij zou tussengevoegd hebben hij zou tussengevoegd hebben wij zouden tussengevoegd hebben jullie zouden tussengevoegd hebben zij zouden tussengevoegd hebben
|
Gebiedende wijs |
voeg tussen
|
Aanvoegende wijs |
tussenvoege |