NL: tuinen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getuind
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik tuin jij tuint hij tuint wij tuinen jullie tuinen zij tuinen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getuind jij hebt getuind hij heeft getuind wij hebben getuind jullie hebben getuind zij hebben getuind
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik tuinde jij tuinde hij tuinde wij tuinden jullie tuinden zij tuinden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getuind jij had getuind hij had getuind wij hadden getuind jullie hadden getuind zij hadden getuind
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tuinen jij zult tuinen hij zal tuinen wij zullen tuinen jullie zullen tuinen zij zullen tuinen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getuind hebben jij zult getuind hebben hij zal getuind hebben wij zullen getuind hebben jullie zullen getuind hebben zij zullen getuind hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tuinen jij zou tuinen hij zou tuinen wij zouden tuinen jullie zouden tuinen zij zouden tuinen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getuind hebben jij zou getuind hebben hij zou getuind hebben wij zouden getuind hebben jullie zouden getuind hebben zij zouden getuind hebben
|
| Gebiedende wijs |
tuin
|
| Aanvoegende wijs |
| tuine |