NL: trotseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getrotseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik trotseer jij trotseert hij trotseert wij trotseren jullie trotseren zij trotseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getrotseerd jij hebt getrotseerd hij heeft getrotseerd wij hebben getrotseerd jullie hebben getrotseerd zij hebben getrotseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik trotseerde jij trotseerde hij trotseerde wij trotseerden jullie trotseerden zij trotseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getrotseerd jij had getrotseerd hij had getrotseerd wij hadden getrotseerd jullie hadden getrotseerd zij hadden getrotseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal trotseren jij zult trotseren hij zal trotseren wij zullen trotseren jullie zullen trotseren zij zullen trotseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getrotseerd hebben jij zult getrotseerd hebben hij zal getrotseerd hebben wij zullen getrotseerd hebben jullie zullen getrotseerd hebben zij zullen getrotseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou trotseren jij zou trotseren hij zou trotseren wij zouden trotseren jullie zouden trotseren zij zouden trotseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getrotseerd hebben jij zou getrotseerd hebben hij zou getrotseerd hebben wij zouden getrotseerd hebben jullie zouden getrotseerd hebben zij zouden getrotseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
trotseer
|
| Aanvoegende wijs |
| trotsere |