Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: trollen
DE: trollen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
getrollt
trollend

Indikativ Präsens
ich trolle
du trollst
er trollt
wir trollen
ihr trollt
sie; Sie trollen

Indikativ Perfekt
ich habe getrollt
du hast getrollt
er hat getrollt
wir haben getrollt
ihr habt getrollt
sie; Sie haben getrollt

Indikativ Präteritum
ich trollte
du trolltest
er trollte
wir trollten
ihr trolltet
sie; Sie trollten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte getrollt
du hattest getrollt
er hatte getrollt
wir hatten getrollt
ihr hattet getrollt
sie; Sie hatten getrollt

Indikativ Futur I
ich werde trollen
du wirst trollen
er wird trollen
wir werden trollen
ihr werdet trollen
sie; Sie werden trollen

Indikativ Futur II
ich werde getrollt haben
du wirst getrollt haben
er wird getrollt haben
wir werden getrollt haben
ihr werdet getrollt haben
sie; Sie werden getrollt haben

Konjunktiv I Präsens
ich trolle
du trollest
er trolle
wir trollen
ihr trollet
sie; Sie trollen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe getrollt
du habest getrollt
er habe getrollt
wir haben getrollt
ihr habet getrollt
sie; Sie haben getrollt

Konjunktiv II Präsens
ich trollte
du trolltest
er trollte
wir trollten
ihr trolltet
sie; Sie trollten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte getrollt
du hättest getrollt
er hätte getrollt
wir hätten getrollt
ihr hättet getrollt
sie; Sie hätten getrollt

Konjunktiv II Futur I
ich würde trollen
du würdest trollen
er würde trollen
wir würden trollen
ihr würdet trollen
sie; Sie würden trollen

Konjunktiv II Futur II
ich würde getrollt haben
du würdest getrollt haben
er würde getrollt haben
wir würden getrollt haben
ihr würdet getrollt haben
sie; Sie würden getrollt haben

der Imperativ
du trolle


Voorbeelden

  1. Ein Internet-Troll.
    Een internettrol.
  2. Mittelgroßer grünhaariger Troll.
    Middelgrote groenharige trol.
  3. Wo ist Gerda, Troll?
    Waar is Gerda, trol?
  4. Kein Troll wird zurückgelassen!
    Geen Trol blijft achter.
  5. Das war der Troll.
    De trol heeft het gedaan.
  6. Hunter ist der Troll.
    Hunter is de trol.
  7. Damit es nach Troll riecht.
    Dan ruikt het naar trol.
  8. Aber... sie ist ein Troll.
    Maar... ze is een trol.
  9. Kommst du den Troll fangen?
    Kom je de trol vangen?
  10. Ein Troll sieht ganz deutlich.
    Een trol kan perfect helder zien.


NL: trollen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getrold

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trol
jij trolt
hij trolt
wij trollen
jullie trollen
zij trollen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getrold
jij hebt getrold
hij heeft getrold
wij hebben getrold
jullie hebben getrold
zij hebben getrold

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trolde
jij trolde
hij trolde
wij trolden
jullie trolden
zij trolden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getrold
jij had getrold
hij had getrold
wij hadden getrold
jullie hadden getrold
zij hadden getrold

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal trollen
jij zult trollen
hij zal trollen
wij zullen trollen
jullie zullen trollen
zij zullen trollen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getrold hebben
jij zult getrold hebben
hij zal getrold hebben
wij zullen getrold hebben
jullie zullen getrold hebben
zij zullen getrold hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou trollen
jij zou trollen
hij zou trollen
wij zouden trollen
jullie zouden trollen
zij zouden trollen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getrold hebben
jij zou getrold hebben
hij zou getrold hebben
wij zouden getrold hebben
jullie zouden getrold hebben
zij zouden getrold hebben

Gebiedende wijs
trol

Aanvoegende wijs
trolle

Voorbeelden

  1. Boom versus trol:
    Tree Versus Troll:
  2. Mandella, enge trol.
    Mandella, pervy troll.
  3. Streel gewoon die trol.
    Just rub the man 's troll.
  4. Komt de trol terug?
    Does the Troll come back?
  5. Daar was een trol...
    There was a troll...
  6. Blijf van de trol af.
    Don 't touch the troll.
  7. Ze is een trol, Sire.
    She is a troll, Sire.
  8. Elliott, waar is je trol?
    Elliott, where 's your goblin?
  9. Dat had je gedroomd, trol.
    Only in your dreams, Troll!
  10. Dat is mijn patrouille trol.
    That 's my patrol troll.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden