NL: trollen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getrold
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik trol jij trolt hij trolt wij trollen jullie trollen zij trollen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getrold jij hebt getrold hij heeft getrold wij hebben getrold jullie hebben getrold zij hebben getrold
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik trolde jij trolde hij trolde wij trolden jullie trolden zij trolden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getrold jij had getrold hij had getrold wij hadden getrold jullie hadden getrold zij hadden getrold
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal trollen jij zult trollen hij zal trollen wij zullen trollen jullie zullen trollen zij zullen trollen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getrold hebben jij zult getrold hebben hij zal getrold hebben wij zullen getrold hebben jullie zullen getrold hebben zij zullen getrold hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou trollen jij zou trollen hij zou trollen wij zouden trollen jullie zouden trollen zij zouden trollen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getrold hebben jij zou getrold hebben hij zou getrold hebben wij zouden getrold hebben jullie zouden getrold hebben zij zouden getrold hebben
|
Gebiedende wijs |
trol
|
Aanvoegende wijs |
trolle |