Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: troeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getroefd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik troef
jij troeft
hij troeft
wij troeven
jullie troeven
zij troeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getroefd
jij hebt getroefd
hij heeft getroefd
wij hebben getroefd
jullie hebben getroefd
zij hebben getroefd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik troefde
jij troefde
hij troefde
wij troefden
jullie troefden
zij troefden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getroefd
jij had getroefd
hij had getroefd
wij hadden getroefd
jullie hadden getroefd
zij hadden getroefd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal troeven
jij zult troeven
hij zal troeven
wij zullen troeven
jullie zullen troeven
zij zullen troeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getroefd hebben
jij zult getroefd hebben
hij zal getroefd hebben
wij zullen getroefd hebben
jullie zullen getroefd hebben
zij zullen getroefd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou troeven
jij zou troeven
hij zou troeven
wij zouden troeven
jullie zouden troeven
zij zouden troeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getroefd hebben
jij zou getroefd hebben
hij zou getroefd hebben
wij zouden getroefd hebben
jullie zouden getroefd hebben
zij zouden getroefd hebben

Gebiedende wijs
troef

Aanvoegende wijs
troeve

Voorbeelden

  1. Drie, geen troef.
    Uh, three no trumps.
  2. Het is een troef.
    He is a wild card.
  3. Dan is' t uitkleden troef.
    Next you start disrobing.
  4. Dit is onze enige troef.
    This is our only asset.
  5. Onze top troef in Balochistan.
    Our top asset in Balochistan.
  6. Sara was onze enige troef.
    Sara was the only leverage we had.
  7. Dat is onze grootste troef.
    It 's our greatest asset.
  8. Ik vond Adam' s troef.
    I just found Adam 's trump card.
  9. Ze kan een echte troef worden.
    She could be a real asset.
  10. Je moest een extra troef hebben.
    You had to have a wild card.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden