Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: troetelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getroeteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik troetel
jij troetelt
hij troetelt
wij troetelen
jullie troetelen
zij troetelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getroeteld
jij hebt getroeteld
hij heeft getroeteld
wij hebben getroeteld
jullie hebben getroeteld
zij hebben getroeteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik troetelde
jij troetelde
hij troetelde
wij troetelden
jullie troetelden
zij troetelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getroeteld
jij had getroeteld
hij had getroeteld
wij hadden getroeteld
jullie hadden getroeteld
zij hadden getroeteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal troetelen
jij zult troetelen
hij zal troetelen
wij zullen troetelen
jullie zullen troetelen
zij zullen troetelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getroeteld hebben
jij zult getroeteld hebben
hij zal getroeteld hebben
wij zullen getroeteld hebben
jullie zullen getroeteld hebben
zij zullen getroeteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou troetelen
jij zou troetelen
hij zou troetelen
wij zouden troetelen
jullie zouden troetelen
zij zouden troetelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getroeteld hebben
jij zou getroeteld hebben
hij zou getroeteld hebben
wij zouden getroeteld hebben
jullie zouden getroeteld hebben
zij zouden getroeteld hebben

Gebiedende wijs
troetel

Aanvoegende wijs
troetele

Voorbeelden

  1. En er is een troetel dierentuin!
    And there 's a petting zoo!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden