Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: triken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getriket

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trike
jij triket
hij triket
wij triken
jullie triken
zij triken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getriket
jij hebt getriket
hij heeft getriket
wij hebben getriket
jullie hebben getriket
zij hebben getriket

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trikete
jij trikete
hij trikete
wij triketen
jullie triketen
zij triketen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getriket
jij had getriket
hij had getriket
wij hadden getriket
jullie hadden getriket
zij hadden getriket

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal triken
jij zult triken
hij zal triken
wij zullen triken
jullie zullen triken
zij zullen triken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getriket hebben
jij zult getriket hebben
hij zal getriket hebben
wij zullen getriket hebben
jullie zullen getriket hebben
zij zullen getriket hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou triken
jij zou triken
hij zou triken
wij zouden triken
jullie zouden triken
zij zouden triken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getriket hebben
jij zou getriket hebben
hij zou getriket hebben
wij zouden getriket hebben
jullie zouden getriket hebben
zij zouden getriket hebben

Gebiedende wijs
trike

Aanvoegende wijs
trike

Voorbeelden

  1. Kijk eens wat je met m' n trike hebt gedaan.
    Look at what you did to my trike!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden