NL: trendwatchen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getrendwatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik trendwatch jij trendwatcht hij trendwatcht wij trendwatchen jullie trendwatchen zij trendwatchen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getrendwatcht jij hebt getrendwatcht hij heeft getrendwatcht wij hebben getrendwatcht jullie hebben getrendwatcht zij hebben getrendwatcht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik trendwatchte jij trendwatchte hij trendwatchte wij trendwatchten jullie trendwatchten zij trendwatchten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getrendwatcht jij had getrendwatcht hij had getrendwatcht wij hadden getrendwatcht jullie hadden getrendwatcht zij hadden getrendwatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal trendwatchen jij zult trendwatchen hij zal trendwatchen wij zullen trendwatchen jullie zullen trendwatchen zij zullen trendwatchen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getrendwatcht hebben jij zult getrendwatcht hebben hij zal getrendwatcht hebben wij zullen getrendwatcht hebben jullie zullen getrendwatcht hebben zij zullen getrendwatcht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou trendwatchen jij zou trendwatchen hij zou trendwatchen wij zouden trendwatchen jullie zouden trendwatchen zij zouden trendwatchen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getrendwatcht hebben jij zou getrendwatcht hebben hij zou getrendwatcht hebben wij zouden getrendwatcht hebben jullie zouden getrendwatcht hebben zij zouden getrendwatcht hebben
|
| Gebiedende wijs |
trendwatch
|
| Aanvoegende wijs |
| trendwatche |