1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. tree

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to tree    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
treeing

Present simple (ott)
I tree
you tree
he trees
we tree
you tree
they tree

Present perfect (vtt)
I have treed
you have treed
he has treed
we have treed
you have treed
they have treed

Past Simple (ovt)
I treed
you treed
he treed
we treed
you treed
they treed

Past perfect (vvt)
I had treed
you had treed
he had treed
we had treed
you had treed
they had treed

Present future (ottt)
I will tree
you will tree
he will tree
we will tree
you will tree
they will tree

Present future perfect (vttt)
I will have treed
you will have treed
he will have treed
we will have treed
you will have treed
they will have treed

Past future (ovtt)
I would tree
you would tree
he would tree
we would tree
you would tree
they would tree

Past future perfect (vvtt)
I would have treed
you would have treed
he would have treed
we would have treed
you would have treed
they would have treed


Voorbeelden

  1. Old tree uses new tree.
    Oude boom gebruikt nieuwe boom.
  2. Tree Pipit
    Boompieper
  3. roof tree
    dak
  4. roof tree
    nokbalk
  5. Tree Sparrow
    Ringmus
  6. Was it a tree - - like, an oak tree?
    Ja. Was het een boom? Een eikenboom?
  7. Tree Versus Troll:
    Boom versus trol:
  8. The melaleuca tree.
    De Melaleuca boom.
  9. tree top level
    boomtophoogte/boomtopniveau
  10. My favorite tree.
    Mijn favoriete boom.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try