Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: trappelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getrappeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trappel
jij trappelt
hij trappelt
wij trappelen
jullie trappelen
zij trappelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getrappeld
jij hebt getrappeld
hij heeft getrappeld
wij hebben getrappeld
jullie hebben getrappeld
zij hebben getrappeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trappelde
jij trappelde
hij trappelde
wij trappelden
jullie trappelden
zij trappelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getrappeld
jij had getrappeld
hij had getrappeld
wij hadden getrappeld
jullie hadden getrappeld
zij hadden getrappeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal trappelen
jij zult trappelen
hij zal trappelen
wij zullen trappelen
jullie zullen trappelen
zij zullen trappelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getrappeld hebben
jij zult getrappeld hebben
hij zal getrappeld hebben
wij zullen getrappeld hebben
jullie zullen getrappeld hebben
zij zullen getrappeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou trappelen
jij zou trappelen
hij zou trappelen
wij zouden trappelen
jullie zouden trappelen
zij zouden trappelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getrappeld hebben
jij zou getrappeld hebben
hij zou getrappeld hebben
wij zouden getrappeld hebben
jullie zouden getrappeld hebben
zij zouden getrappeld hebben

Gebiedende wijs
trappel

Aanvoegende wijs
trappele

Voorbeelden

  1. Die staat te trappelen.
    He 's rarin' to go.
  2. De pers staat al te trappelen.
    The press is already running with this.
  3. Ze staan te trappelen om te gaan.
    They 're lining up to go.
  4. Ze staan te trappelen om je te helpen, liefje.
    They 're desperate to be of service to you, darling.
  5. Allebei onze moeders staan te trappelen om luiers te verschonen.
    We 've both got mothers itching to change diapers.
  6. U staat vast te trappelen om naar huis te gaan.
    You will understandably be eager to get home again.
  7. Je staat vast te trappelen om in zijn voetstappen te treden.
    You must be eager to follow in his footsteps.
  8. Hij zei dat hij staat te trappelen om een grote zaak.
    Says he 's anxious to make a big score.
  9. Hij staat te trappelen om hard te gaan en te winnen.
    He 's just chomping at that bit to go fast and win.
  10. Ze staan te trappelen... om te laten zien hoe ruimdenkend ze zijn.
    They are aching for the opportunity to show how open and unprejudiced they are.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden