NL: transpireren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getranspireerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik transpireer jij transpireert hij transpireert wij transpireren jullie transpireren zij transpireren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getranspireerd jij hebt getranspireerd hij heeft getranspireerd wij hebben getranspireerd jullie hebben getranspireerd zij hebben getranspireerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik transpireerde jij transpireerde hij transpireerde wij transpireerden jullie transpireerden zij transpireerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getranspireerd jij had getranspireerd hij had getranspireerd wij hadden getranspireerd jullie hadden getranspireerd zij hadden getranspireerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal transpireren jij zult transpireren hij zal transpireren wij zullen transpireren jullie zullen transpireren zij zullen transpireren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getranspireerd hebben jij zult getranspireerd hebben hij zal getranspireerd hebben wij zullen getranspireerd hebben jullie zullen getranspireerd hebben zij zullen getranspireerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou transpireren jij zou transpireren hij zou transpireren wij zouden transpireren jullie zouden transpireren zij zouden transpireren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getranspireerd hebben jij zou getranspireerd hebben hij zou getranspireerd hebben wij zouden getranspireerd hebben jullie zouden getranspireerd hebben zij zouden getranspireerd hebben
|
Gebiedende wijs |
transpireer
|
Aanvoegende wijs |
transpirere |