1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. transit

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to transit    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
transiting

Present simple (ott)
I transit
you transit
he transits
we transit
you transit
they transit

Present perfect (vtt)
I have transited
you have transited
he has transited
we have transited
you have transited
they have transited

Past Simple (ovt)
I transited
you transited
he transited
we transited
you transited
they transited

Past perfect (vvt)
I had transited
you had transited
he had transited
we had transited
you had transited
they had transited

Present future (ottt)
I will transit
you will transit
he will transit
we will transit
you will transit
they will transit

Present future perfect (vttt)
I will have transited
you will have transited
he will have transited
we will have transited
you will have transited
they will have transited

Past future (ovtt)
I would transit
you would transit
he would transit
we would transit
you would transit
they would transit

Past future perfect (vvtt)
I would have transited
you would have transited
he would have transited
we would have transited
you would have transited
they would have transited


Voorbeelden

  1. transit visa
    transitvisum
  2. You know, in transit.
    Je weet wel, op doorreis.
  3. We were in transit.
    We waren op doorreis.
  4. Sic transit gloria mundi.
    En zo vergaat wereldlijke roem.
  5. Transit, let 's go.
    Verplaatsen, we gaan.
  6. Prepare the transit beam
    Maak de transmissiestraal gereed
  7. Now! She 's in transit.
    Ze is in transit.
  8. Their bagman 's in transit.
    Hun koerier is onderweg.
  9. This is called a transit.
    Dat heet een passage.
  10. In transit as of yesterday.
    Vanaf gisteren op reis.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try