Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: transformeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getransformeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik transformeer
jij transformeert
hij transformeert
wij transformeren
jullie transformeren
zij transformeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getransformeerd
jij hebt getransformeerd
hij heeft getransformeerd
wij hebben getransformeerd
jullie hebben getransformeerd
zij hebben getransformeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik transformeerde
jij transformeerde
hij transformeerde
wij transformeerden
jullie transformeerden
zij transformeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getransformeerd
jij had getransformeerd
hij had getransformeerd
wij hadden getransformeerd
jullie hadden getransformeerd
zij hadden getransformeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal transformeren
jij zult transformeren
hij zal transformeren
wij zullen transformeren
jullie zullen transformeren
zij zullen transformeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getransformeerd hebben
jij zult getransformeerd hebben
hij zal getransformeerd hebben
wij zullen getransformeerd hebben
jullie zullen getransformeerd hebben
zij zullen getransformeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou transformeren
jij zou transformeren
hij zou transformeren
wij zouden transformeren
jullie zouden transformeren
zij zouden transformeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getransformeerd hebben
jij zou getransformeerd hebben
hij zou getransformeerd hebben
wij zouden getransformeerd hebben
jullie zouden getransformeerd hebben
zij zouden getransformeerd hebben

Gebiedende wijs
transformeer

Aanvoegende wijs
transformere

Voorbeelden

  1. Transformeer, Machine Zaborgar.
    Change, Machine Zaborgar.
  2. Transformeer, ik kan je helpen.
    Change back. I can help you.
  3. waarom transformeer je nu niet terug?
    Why don 't you transform back already?
  4. Ik transformeer m' n leven in kunst.
    I 'm transmogrifying my life into art.
  5. Ik laat je zien hoe ik' s nachts transformeer.
    Let me show you what I become at night.
  6. Met volle maan, sleep je een kip mee aan een touwtje en transformeer ergens in stilte.
    On a full moon, you drag a chicken round on a string and transform somewhere quiet.
  7. Ze transformeren!
    They 're turning!
  8. Ze transformeren, snel.
    They 're turning, fast.
  9. Aan het transformeren.
    Transforming now.
  10. Ze wilde niet transformeren.
    She refused to turn.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden