Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: trakteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getrakteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trakteer
jij trakteert
hij trakteert
wij trakteren
jullie trakteren
zij trakteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getrakteerd
jij hebt getrakteerd
hij heeft getrakteerd
wij hebben getrakteerd
jullie hebben getrakteerd
zij hebben getrakteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trakteerde
jij trakteerde
hij trakteerde
wij trakteerden
jullie trakteerden
zij trakteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getrakteerd
jij had getrakteerd
hij had getrakteerd
wij hadden getrakteerd
jullie hadden getrakteerd
zij hadden getrakteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal trakteren
jij zult trakteren
hij zal trakteren
wij zullen trakteren
jullie zullen trakteren
zij zullen trakteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getrakteerd hebben
jij zult getrakteerd hebben
hij zal getrakteerd hebben
wij zullen getrakteerd hebben
jullie zullen getrakteerd hebben
zij zullen getrakteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou trakteren
jij zou trakteren
hij zou trakteren
wij zouden trakteren
jullie zouden trakteren
zij zouden trakteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getrakteerd hebben
jij zou getrakteerd hebben
hij zou getrakteerd hebben
wij zouden getrakteerd hebben
jullie zouden getrakteerd hebben
zij zouden getrakteerd hebben

Gebiedende wijs
trakteer

Aanvoegende wijs
traktere

Voorbeelden

  1. Ik trakteer, dame.
    Drinks on me, lady.
  2. Pratt, trakteer jij?
    Pratt, you buying?
  3. Ik trakteer iedereen.
    I 'll treat everybody.
  4. Vanavond trakteer ik.
    Drinks are on me tonight.
  5. Ik trakteer, vriend.
    Drinks are on me, brother!
  6. Trakteer jij maar.
    You could buy us dinner.
  7. Trakteer jezelf eens.
    You should treat yourself.
  8. Nee, ik trakteer.
    No, I 'm treating.
  9. Niets. Ik trakteer.
    Oh, it 's on the house.
  10. Oké, ik trakteer.
    All right, I 'm buying.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden