NL: toucheren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getoucheerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik toucheer jij toucheert hij toucheert wij toucheren jullie toucheren zij toucheren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getoucheerd jij hebt getoucheerd hij heeft getoucheerd wij hebben getoucheerd jullie hebben getoucheerd zij hebben getoucheerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik toucheerde jij toucheerde hij toucheerde wij toucheerden jullie toucheerden zij toucheerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getoucheerd jij had getoucheerd hij had getoucheerd wij hadden getoucheerd jullie hadden getoucheerd zij hadden getoucheerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toucheren jij zult toucheren hij zal toucheren wij zullen toucheren jullie zullen toucheren zij zullen toucheren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getoucheerd hebben jij zult getoucheerd hebben hij zal getoucheerd hebben wij zullen getoucheerd hebben jullie zullen getoucheerd hebben zij zullen getoucheerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toucheren jij zou toucheren hij zou toucheren wij zouden toucheren jullie zouden toucheren zij zouden toucheren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getoucheerd hebben jij zou getoucheerd hebben hij zou getoucheerd hebben wij zouden getoucheerd hebben jullie zouden getoucheerd hebben zij zouden getoucheerd hebben
|
Gebiedende wijs |
toucheer
|
Aanvoegende wijs |
touchere |