NL: totaliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getotaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik totaliseer jij totaliseert hij totaliseert wij totaliseren jullie totaliseren zij totaliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getotaliseerd jij hebt getotaliseerd hij heeft getotaliseerd wij hebben getotaliseerd jullie hebben getotaliseerd zij hebben getotaliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik totaliseerde jij totaliseerde hij totaliseerde wij totaliseerden jullie totaliseerden zij totaliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getotaliseerd jij had getotaliseerd hij had getotaliseerd wij hadden getotaliseerd jullie hadden getotaliseerd zij hadden getotaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal totaliseren jij zult totaliseren hij zal totaliseren wij zullen totaliseren jullie zullen totaliseren zij zullen totaliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getotaliseerd hebben jij zult getotaliseerd hebben hij zal getotaliseerd hebben wij zullen getotaliseerd hebben jullie zullen getotaliseerd hebben zij zullen getotaliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou totaliseren jij zou totaliseren hij zou totaliseren wij zouden totaliseren jullie zouden totaliseren zij zouden totaliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getotaliseerd hebben jij zou getotaliseerd hebben hij zou getotaliseerd hebben wij zouden getotaliseerd hebben jullie zouden getotaliseerd hebben zij zouden getotaliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
totaliseer
|
Aanvoegende wijs |
totalisere |