Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: torsen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getorst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tors
jij torst
hij torst
wij torsen
jullie torsen
zij torsen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getorst
jij hebt getorst
hij heeft getorst
wij hebben getorst
jullie hebben getorst
zij hebben getorst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik torste
jij torste
hij torste
wij torsten
jullie torsten
zij torsten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getorst
jij had getorst
hij had getorst
wij hadden getorst
jullie hadden getorst
zij hadden getorst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal torsen
jij zult torsen
hij zal torsen
wij zullen torsen
jullie zullen torsen
zij zullen torsen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getorst hebben
jij zult getorst hebben
hij zal getorst hebben
wij zullen getorst hebben
jullie zullen getorst hebben
zij zullen getorst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou torsen
jij zou torsen
hij zou torsen
wij zouden torsen
jullie zouden torsen
zij zouden torsen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getorst hebben
jij zou getorst hebben
hij zou getorst hebben
wij zouden getorst hebben
jullie zouden getorst hebben
zij zouden getorst hebben

Gebiedende wijs
tors

Aanvoegende wijs
torse

Voorbeelden

  1. Tors leger is bijna compleet.
    Tor 's army is almost at full strength.
  2. Die last moest ik torsen.
    It was my burden to bear.
  3. Je hoefde die last niet te torsen.
    It wasn 't your burden to bear.
  4. Het hart van Frankrijk torsen is een verschrikkelijke last.
    Bring the heart of France is a terrible burden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden