NL: toppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getopt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik top jij topt hij topt wij toppen jullie toppen zij toppen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getopt jij hebt getopt hij heeft getopt wij hebben getopt jullie hebben getopt zij hebben getopt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik topte jij topte hij topte wij topten jullie topten zij topten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getopt jij had getopt hij had getopt wij hadden getopt jullie hadden getopt zij hadden getopt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toppen jij zult toppen hij zal toppen wij zullen toppen jullie zullen toppen zij zullen toppen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getopt hebben jij zult getopt hebben hij zal getopt hebben wij zullen getopt hebben jullie zullen getopt hebben zij zullen getopt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toppen jij zou toppen hij zou toppen wij zouden toppen jullie zouden toppen zij zouden toppen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getopt hebben jij zou getopt hebben hij zou getopt hebben wij zouden getopt hebben jullie zouden getopt hebben zij zouden getopt hebben
|
Gebiedende wijs |
top
|
Aanvoegende wijs |
toppe |