NL: toiletteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getoiletteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik toiletteer jij toiletteert hij toiletteert wij toiletteren jullie toiletteren zij toiletteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getoiletteerd jij hebt getoiletteerd hij heeft getoiletteerd wij hebben getoiletteerd jullie hebben getoiletteerd zij hebben getoiletteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik toiletteerde jij toiletteerde hij toiletteerde wij toiletteerden jullie toiletteerden zij toiletteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getoiletteerd jij had getoiletteerd hij had getoiletteerd wij hadden getoiletteerd jullie hadden getoiletteerd zij hadden getoiletteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toiletteren jij zult toiletteren hij zal toiletteren wij zullen toiletteren jullie zullen toiletteren zij zullen toiletteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getoiletteerd hebben jij zult getoiletteerd hebben hij zal getoiletteerd hebben wij zullen getoiletteerd hebben jullie zullen getoiletteerd hebben zij zullen getoiletteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toiletteren jij zou toiletteren hij zou toiletteren wij zouden toiletteren jullie zouden toiletteren zij zouden toiletteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getoiletteerd hebben jij zou getoiletteerd hebben hij zou getoiletteerd hebben wij zouden getoiletteerd hebben jullie zouden getoiletteerd hebben zij zouden getoiletteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
toiletteer
|
| Aanvoegende wijs |
| toilettere |