Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: toezeggen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
toegezegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zeg toe
jij zegt toe
hij zegt toe
wij zeggen toe
jullie zeggen toe
zij zeggen toe

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toezeg
dat jij toezegt
dat hij toezegt
dat wij toezeggen
dat jullie toezeggen
dat zij toezeggen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb toegezegd
jij hebt toegezegd
hij heeft toegezegd
wij hebben toegezegd
jullie hebben toegezegd
zij hebben toegezegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zei toe/ zegde toe
jij zei toe/ zegde toe
hij zei toe/ zegde toe
wij zeiden toe/ zegden toe
jullie zeiden toe/ zegden toe
zij zeiden toe/ zegden toe

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toezei/ toezegde
dat jij toezei/ toezegde
dat hij toezei/ toezegde
dat wij toezeiden/ toezegden
dat jullie toezeiden/ toezegden
dat zij toezeiden/ toezegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had toegezegd
jij had toegezegd
hij had toegezegd
wij hadden toegezegd
jullie hadden toegezegd
zij hadden toegezegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal toezeggen
jij zult toezeggen
hij zal toezeggen
wij zullen toezeggen
jullie zullen toezeggen
zij zullen toezeggen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal toegezegd hebben
jij zult toegezegd hebben
hij zal toegezegd hebben
wij zullen toegezegd hebben
jullie zullen toegezegd hebben
zij zullen toegezegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou toezeggen
jij zou toezeggen
hij zou toezeggen
wij zouden toezeggen
jullie zouden toezeggen
zij zouden toezeggen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou toegezegd hebben
jij zou toegezegd hebben
hij zou toegezegd hebben
wij zouden toegezegd hebben
jullie zouden toegezegd hebben
zij zouden toegezegd hebben

Gebiedende wijs
zeg toe

Aanvoegende wijs
toezegge
Gebiedende wijs



Voorbeelden

  1. He, rustig aan zeg, toe eens?
    Hey, lighten up, will you? |
  2. Ga je het toezeggen?
    So are you gonna pledge?
  3. Ik moet het volgende week toezeggen.
    Deadline to accept is next week
  4. Kunt u mij een onderhoud morgen in Berlijn toezeggen?
    Can you grant me an audience tomorrow in Berlin?
  5. We kunnen toch niet meer toezeggen dan alles wat we hebben?
    What more can we promise than everything we have?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden