Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: toewijzen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
toegewezen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wijs toe
jij wijst toe
hij wijst toe
wij wijzen toe
jullie wijzen toe
zij wijzen toe

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toewijs
dat jij toewijst
dat hij toewijst
dat wij toewijzen
dat jullie toewijzen
dat zij toewijzen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb toegewezen
jij hebt toegewezen
hij heeft toegewezen
wij hebben toegewezen
jullie hebben toegewezen
zij hebben toegewezen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wees toe
jij wees toe
hij wees toe
wij wezen toe
jullie wezen toe
zij wezen toe

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toewees
dat jij toewees
dat hij toewees
dat wij toewezen
dat jullie toewezen
dat zij toewezen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had toegewezen
jij had toegewezen
hij had toegewezen
wij hadden toegewezen
jullie hadden toegewezen
zij hadden toegewezen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal toewijzen
jij zult toewijzen
hij zal toewijzen
wij zullen toewijzen
jullie zullen toewijzen
zij zullen toewijzen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal toegewezen hebben
jij zult toegewezen hebben
hij zal toegewezen hebben
wij zullen toegewezen hebben
jullie zullen toegewezen hebben
zij zullen toegewezen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou toewijzen
jij zou toewijzen
hij zou toewijzen
wij zouden toewijzen
jullie zouden toewijzen
zij zouden toewijzen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou toegewezen hebben
jij zou toegewezen hebben
hij zou toegewezen hebben
wij zouden toegewezen hebben
jullie zouden toegewezen hebben
zij zouden toegewezen hebben

Gebiedende wijs
wijs toe

Aanvoegende wijs
toewijze

Voorbeelden

  1. Is het wijs toe te staan dat onstabiele handen spelen met messen?
    Is it wise? To allow such unsteady hands to play with knives?
  2. We moeten personeel toewijzen.
    We 'll have to reassign personnel.
  3. De geest gaat nu toewijzen.
    The mind now delegates.
  4. Ik moet het bezwaar toewijzen.
    I have to sustain that objection.
  5. Zal de rechter hem dat toewijzen?
    The judge will assign him that?
  6. Wat als ze deze kamer toewijzen?
    What if they give this room out?
  7. Ik moet je er een toewijzen.
    I 'm supposed to assign you one.
  8. Je kunt me nu niks anders toewijzen.
    You can 't reassign me now.
  9. Ik ga je de zaak van Waits toewijzen, Bosch.
    I 'm assigning you to the Waits case, Bosch...
  10. Ik zal je toewijzen op darmproblemen voor een maand.
    I will assign you to impacted bowels for a month.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden