Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: toeslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
toegeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla toe
jij slaat toe
hij slaat toe
wij slaan toe
jullie slaan toe
zij slaan toe

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toesla
dat jij toeslaat
dat hij toeslaat
dat wij toeslaan
dat jullie toeslaan
dat zij toeslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb toegeslagen
jij hebt toegeslagen
hij heeft toegeslagen
wij hebben toegeslagen
jullie hebben toegeslagen
zij hebben toegeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg toe
jij sloeg toe
hij sloeg toe
wij sloegen toe
jullie sloegen toe
zij sloegen toe

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik toesloeg
dat jij toesloeg
dat hij toesloeg
dat wij toesloegen
dat jullie toesloegen
dat zij toesloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had toegeslagen
jij had toegeslagen
hij had toegeslagen
wij hadden toegeslagen
jullie hadden toegeslagen
zij hadden toegeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal toeslaan
jij zult toeslaan
hij zal toeslaan
wij zullen toeslaan
jullie zullen toeslaan
zij zullen toeslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal toegeslagen hebben
jij zult toegeslagen hebben
hij zal toegeslagen hebben
wij zullen toegeslagen hebben
jullie zullen toegeslagen hebben
zij zullen toegeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou toeslaan
jij zou toeslaan
hij zou toeslaan
wij zouden toeslaan
jullie zouden toeslaan
zij zouden toeslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou toegeslagen hebben
jij zou toegeslagen hebben
hij zou toegeslagen hebben
wij zouden toegeslagen hebben
jullie zouden toegeslagen hebben
zij zouden toegeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla toe

Aanvoegende wijs
toesla

Voorbeelden

  1. Kom op, Casey. Sla toe.
    Come on, Casey, hit him!
  2. duizend schitteringen magische bol... sla toe!
    Thousand Radiance Magic Ball... Strike!
  3. Laat de nachtknuppel vrij en sla toe.
    Unhook the nightstick and start swinging.
  4. Dus sla toe waar ze werken en spelen.
    So strike at them where they work and play.
  5. Weten dat we moeten toeslaan voordat zij toeslaan.
    We know we must strike before they strike.
  6. Mogen we toeslaan?
    Do we bet permission?
  7. Omar gaat toeslaan.
    Omar gonna make a move.
  8. Wij moesten eerst toeslaan.
    We had to strike first.
  9. We moeten hard toeslaan.
    We must strike and strike hard.
  10. Dat hij gaat toeslaan.
    That he 's about to strike?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden