NL: toepassen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
toegepast
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pas toe jij past toe hij past toe wij passen toe jullie passen toe zij passen toe
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toepas dat jij toepast dat hij toepast dat wij toepassen dat jullie toepassen dat zij toepassen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb toegepast jij hebt toegepast hij heeft toegepast wij hebben toegepast jullie hebben toegepast zij hebben toegepast
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik paste toe jij paste toe hij paste toe wij pasten toe jullie pasten toe zij pasten toe
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toepaste dat jij toepaste dat hij toepaste dat wij toepasten dat jullie toepasten dat zij toepasten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had toegepast jij had toegepast hij had toegepast wij hadden toegepast jullie hadden toegepast zij hadden toegepast
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toepassen jij zult toepassen hij zal toepassen wij zullen toepassen jullie zullen toepassen zij zullen toepassen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal toegepast hebben jij zult toegepast hebben hij zal toegepast hebben wij zullen toegepast hebben jullie zullen toegepast hebben zij zullen toegepast hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toepassen jij zou toepassen hij zou toepassen wij zouden toepassen jullie zouden toepassen zij zouden toepassen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou toegepast hebben jij zou toegepast hebben hij zou toegepast hebben wij zouden toegepast hebben jullie zouden toegepast hebben zij zouden toegepast hebben
|
Gebiedende wijs |
pas toe
|
Aanvoegende wijs |
toepasse |