NL: toemeten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
toegemeten
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik meet toe jij meet toe hij meet toe wij meten toe jullie meten toe zij meten toe
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toemeet dat jij toemeet dat hij toemeet dat wij toemeten dat jullie toemeten dat zij toemeten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb toegemeten jij hebt toegemeten hij heeft toegemeten wij hebben toegemeten jullie hebben toegemeten zij hebben toegemeten
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mat toe jij mat toe hij mat toe wij maten toe jullie maten toe zij maten toe
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toemat dat jij toemat dat hij toemat dat wij toematen dat jullie toematen dat zij toematen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had toegemeten jij had toegemeten hij had toegemeten wij hadden toegemeten jullie hadden toegemeten zij hadden toegemeten
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toemeten jij zult toemeten hij zal toemeten wij zullen toemeten jullie zullen toemeten zij zullen toemeten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal toegemeten hebben jij zult toegemeten hebben hij zal toegemeten hebben wij zullen toegemeten hebben jullie zullen toegemeten hebben zij zullen toegemeten hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toemeten jij zou toemeten hij zou toemeten wij zouden toemeten jullie zouden toemeten zij zouden toemeten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou toegemeten hebben jij zou toegemeten hebben hij zou toegemeten hebben wij zouden toegemeten hebben jullie zouden toegemeten hebben zij zouden toegemeten hebben
|
Gebiedende wijs |
meet toe
|
Aanvoegende wijs |
toemete |