NL: toelichten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
toegelicht
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik licht toe jij licht toe hij licht toe wij lichten toe jullie lichten toe zij lichten toe
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toelicht dat jij toelicht dat hij toelicht dat wij toelichten dat jullie toelichten dat zij toelichten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb toegelicht jij hebt toegelicht hij heeft toegelicht wij hebben toegelicht jullie hebben toegelicht zij hebben toegelicht
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lichtte toe jij lichtte toe hij lichtte toe wij lichtten toe jullie lichtten toe zij lichtten toe
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toelichtte dat jij toelichtte dat hij toelichtte dat wij toelichtten dat jullie toelichtten dat zij toelichtten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had toegelicht jij had toegelicht hij had toegelicht wij hadden toegelicht jullie hadden toegelicht zij hadden toegelicht
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toelichten jij zult toelichten hij zal toelichten wij zullen toelichten jullie zullen toelichten zij zullen toelichten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal toegelicht hebben jij zult toegelicht hebben hij zal toegelicht hebben wij zullen toegelicht hebben jullie zullen toegelicht hebben zij zullen toegelicht hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toelichten jij zou toelichten hij zou toelichten wij zouden toelichten jullie zouden toelichten zij zouden toelichten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou toegelicht hebben jij zou toegelicht hebben hij zou toegelicht hebben wij zouden toegelicht hebben jullie zouden toegelicht hebben zij zouden toegelicht hebben
|
Gebiedende wijs |
licht toe
|
Aanvoegende wijs |
toelichte |