NL: toeblaffen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
toegeblaft
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik blaf toe jij blaft toe hij blaft toe wij blaffen toe jullie blaffen toe zij blaffen toe
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toeblaf dat jij toeblaft dat hij toeblaft dat wij toeblaffen dat jullie toeblaffen dat zij toeblaffen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb toegeblaft jij hebt toegeblaft hij heeft toegeblaft wij hebben toegeblaft jullie hebben toegeblaft zij hebben toegeblaft
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik blafte toe jij blafte toe hij blafte toe wij blaften toe jullie blaften toe zij blaften toe
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik toeblafte dat jij toeblafte dat hij toeblafte dat wij toeblaften dat jullie toeblaften dat zij toeblaften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had toegeblaft jij had toegeblaft hij had toegeblaft wij hadden toegeblaft jullie hadden toegeblaft zij hadden toegeblaft
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal toeblaffen jij zult toeblaffen hij zal toeblaffen wij zullen toeblaffen jullie zullen toeblaffen zij zullen toeblaffen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal toegeblaft hebben jij zult toegeblaft hebben hij zal toegeblaft hebben wij zullen toegeblaft hebben jullie zullen toegeblaft hebben zij zullen toegeblaft hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou toeblaffen jij zou toeblaffen hij zou toeblaffen wij zouden toeblaffen jullie zouden toeblaffen zij zouden toeblaffen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou toegeblaft hebben jij zou toegeblaft hebben hij zou toegeblaft hebben wij zouden toegeblaft hebben jullie zouden toegeblaft hebben zij zouden toegeblaft hebben
|
| Gebiedende wijs |
blaf toe
|
| Aanvoegende wijs |
| toeblaffe |