Voorbeelden

1. Tingle of excitement.
   Een beetje opwinding.
2. And I got this tingle.
   En ik voelde zo een tinteling.
3. Sneezing makes the head tingle.
   Niezen laat je hoofd tintelen.
4. Give you a nice lickle tingle.
   Ze geven je een lekkere prikkeling.
5. A slight tingle in my fingers.
   Een lichte tinteling in m' n vingers.
6. You just made my mustache tingle.
   U heeft zojuist mijn snor laten trillen.
7. I don 't feel a tingle anymore.
   Ik voel geen tintelingen meer.
8. Look where your last tingle got you.
   Zie wat je laatste opwinding opleverde.
9. What makes her blood boil and her body tingle.
   Wat laat haar bloed koken en haar lichaam tintelen.
10. A tingle and tummy ache won 't kill you.
    Tintelingen overleef je wel.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden