Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: timelapsen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getimelapst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik timelaps
jij timelapst
hij timelapst
wij timelapsen
jullie timelapsen
zij timelapsen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getimelapst
jij hebt getimelapst
hij heeft getimelapst
wij hebben getimelapst
jullie hebben getimelapst
zij hebben getimelapst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik timelapste
jij timelapste
hij timelapste
wij timelapsten
jullie timelapsten
zij timelapsten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getimelapst
jij had getimelapst
hij had getimelapst
wij hadden getimelapst
jullie hadden getimelapst
zij hadden getimelapst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal timelapsen
jij zult timelapsen
hij zal timelapsen
wij zullen timelapsen
jullie zullen timelapsen
zij zullen timelapsen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getimelapst hebben
jij zult getimelapst hebben
hij zal getimelapst hebben
wij zullen getimelapst hebben
jullie zullen getimelapst hebben
zij zullen getimelapst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou timelapsen
jij zou timelapsen
hij zou timelapsen
wij zouden timelapsen
jullie zouden timelapsen
zij zouden timelapsen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getimelapst hebben
jij zou getimelapst hebben
hij zou getimelapst hebben
wij zouden getimelapst hebben
jullie zouden getimelapst hebben
zij zouden getimelapst hebben

Gebiedende wijs
timelaps

Aanvoegende wijs
timelapse

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden