NL: thuiskomen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
thuisgekomen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kom thuis
jij komt thuis
hij komt thuis
wij komen thuis
jullie komen thuis
zij komen thuis
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik thuiskom
dat jij thuiskomt
dat hij thuiskomt
dat wij thuiskomen
dat jullie thuiskomen
dat zij thuiskomen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben thuisgekomen
jij bent thuisgekomen
hij is thuisgekomen
wij zijn thuisgekomen
jullie zijn thuisgekomen
zij zijn thuisgekomen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kwam thuis
jij kwam thuis
hij kwam thuis
wij kwamen thuis
jullie kwamen thuis
zij kwamen thuis
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik thuiskwam
dat jij thuiskwam
dat hij thuiskwam
dat wij thuiskwamen
dat jullie thuiskwamen
dat zij thuiskwamen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was thuisgekomen
jij was thuisgekomen
hij was thuisgekomen
wij waren thuisgekomen
jullie waren thuisgekomen
zij waren thuisgekomen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal thuiskomen
jij zult thuiskomen
hij zal thuiskomen
wij zullen thuiskomen
jullie zullen thuiskomen
zij zullen thuiskomen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal thuisgekomen zijn
jij zult thuisgekomen zijn
hij zal thuisgekomen zijn
wij zullen thuisgekomen zijn
jullie zullen thuisgekomen zijn
zij zullen thuisgekomen zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou thuiskomen
jij zou thuiskomen
hij zou thuiskomen
wij zouden thuiskomen
jullie zouden thuiskomen
zij zouden thuiskomen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou thuisgekomen zijn
jij zou thuisgekomen zijn
hij zou thuisgekomen zijn
wij zouden thuisgekomen zijn
jullie zouden thuisgekomen zijn
zij zouden thuisgekomen zijn
|
| Gebiedende wijs |
kom thuis
|
| Aanvoegende wijs |
| thuiskome |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden