NL: theologiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getheologiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik theologiseer jij theologiseert hij theologiseert wij theologiseren jullie theologiseren zij theologiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getheologiseerd jij hebt getheologiseerd hij heeft getheologiseerd wij hebben getheologiseerd jullie hebben getheologiseerd zij hebben getheologiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik theologiseerde jij theologiseerde hij theologiseerde wij theologiseerden jullie theologiseerden zij theologiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getheologiseerd jij had getheologiseerd hij had getheologiseerd wij hadden getheologiseerd jullie hadden getheologiseerd zij hadden getheologiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal theologiseren jij zult theologiseren hij zal theologiseren wij zullen theologiseren jullie zullen theologiseren zij zullen theologiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getheologiseerd hebben jij zult getheologiseerd hebben hij zal getheologiseerd hebben wij zullen getheologiseerd hebben jullie zullen getheologiseerd hebben zij zullen getheologiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou theologiseren jij zou theologiseren hij zou theologiseren wij zouden theologiseren jullie zouden theologiseren zij zouden theologiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getheologiseerd hebben jij zou getheologiseerd hebben hij zou getheologiseerd hebben wij zouden getheologiseerd hebben jullie zouden getheologiseerd hebben zij zouden getheologiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
theologiseer
|
Aanvoegende wijs |
theologisere |