Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: terugvinden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
teruggevonden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vind terug
jij vindt terug
hij vindt terug
wij vinden terug
jullie vinden terug
zij vinden terug

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugvind
dat jij terugvindt
dat hij terugvindt
dat wij terugvinden
dat jullie terugvinden
dat zij terugvinden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb teruggevonden
jij hebt teruggevonden
hij heeft teruggevonden
wij hebben teruggevonden
jullie hebben teruggevonden
zij hebben teruggevonden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vond terug
jij vond terug
hij vond terug
wij vonden terug
jullie vonden terug
zij vonden terug

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugvond
dat jij terugvond
dat hij terugvond
dat wij terugvonden
dat jullie terugvonden
dat zij terugvonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had teruggevonden
jij had teruggevonden
hij had teruggevonden
wij hadden teruggevonden
jullie hadden teruggevonden
zij hadden teruggevonden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal terugvinden
jij zult terugvinden
hij zal terugvinden
wij zullen terugvinden
jullie zullen terugvinden
zij zullen terugvinden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal teruggevonden hebben
jij zult teruggevonden hebben
hij zal teruggevonden hebben
wij zullen teruggevonden hebben
jullie zullen teruggevonden hebben
zij zullen teruggevonden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou terugvinden
jij zou terugvinden
hij zou terugvinden
wij zouden terugvinden
jullie zouden terugvinden
zij zouden terugvinden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou teruggevonden hebben
jij zou teruggevonden hebben
hij zou teruggevonden hebben
wij zouden teruggevonden hebben
jullie zouden teruggevonden hebben
zij zouden teruggevonden hebben

Gebiedende wijs
vind terug

Aanvoegende wijs
terugvinde

Voorbeelden

  1. Ik kan niet terugvinden...
    I can 't find my...
  2. We moeten hem terugvinden.
    We must get him back.
  3. Ga de weg terugvinden.
    Go find the way back.
  4. Ik moet iemand terugvinden.
    I need someone to find.
  5. jullie moeten KayIa terugvinden.
    You must get Kayla back!
  6. Ik moet haar terugvinden.
    I must find her at all costs.
  7. We moeten haar terugvinden!
    We have to find it.
  8. En elkaar zouden terugvinden?
    Find each other again?
  9. Ik zou graag mezelf terugvinden.
    I 'd love to go find myself.
  10. Nu kan je' t terugvinden.
    Then you can find it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden