Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: terugverlangen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
terugverlangd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verlang terug
jij verlangt terug
hij verlangt terug
wij verlangen terug
jullie verlangen terug
zij verlangen terug

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugverlang
dat jij terugverlangt
dat hij terugverlangt
dat wij terugverlangen
dat jullie terugverlangen
dat zij terugverlangen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb terugverlangd
jij hebt terugverlangd
hij heeft terugverlangd
wij hebben terugverlangd
jullie hebben terugverlangd
zij hebben terugverlangd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verlangde terug
jij verlangde terug
hij verlangde terug
wij verlangden terug
jullie verlangden terug
zij verlangden terug

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugverlangde
dat jij terugverlangde
dat hij terugverlangde
dat wij terugverlangden
dat jullie terugverlangden
dat zij terugverlangden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had terugverlangd
jij had terugverlangd
hij had terugverlangd
wij hadden terugverlangd
jullie hadden terugverlangd
zij hadden terugverlangd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal terugververlangen
jij zult terugververlangen
hij zal terugververlangen
wij zullen terugververlangen
jullie zullen terugververlangen
zij zullen terugververlangen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal terugverlangd hebben
jij zult terugverlangd hebben
hij zal terugverlangd hebben
wij zullen terugverlangd hebben
jullie zullen terugverlangd hebben
zij zullen terugverlangd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou terugververlangen
jij zou terugververlangen
hij zou terugververlangen
wij zouden terugververlangen
jullie zouden terugververlangen
zij zouden terugververlangen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou terugverlangd hebben
jij zou terugverlangd hebben
hij zou terugverlangd hebben
wij zouden terugverlangd hebben
jullie zouden terugverlangd hebben
zij zouden terugverlangd hebben

Gebiedende wijs
verlang terug

Aanvoegende wijs
terugverlange

Voorbeelden

  1. Ik verlang terug naar mijn onnozele ik.
    I long for the blissful ignorance of my former self.
  2. Ik verlang terug naar de tijd dat je amper Engels sprak.
    I long for the days when you barely spoke English.
  3. Dat doet je terugverlangen naar de oorlogsjaren, hè, Devon?
    It makes you yearn for the war years, huh, Devon?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden