Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: terugvaren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
teruggevaren

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vaar terug
jij vaart terug
hij vaart terug
wij varen terug
jullie varen terug
zij varen terug

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugvaar
dat jij terugvaart
dat hij terugvaart
dat wij terugvaren
dat jullie terugvaren
dat zij terugvaren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb teruggevaren
jij hebt teruggevaren
hij heeft teruggevaren
wij hebben teruggevaren
jullie hebben teruggevaren
zij hebben teruggevaren

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik voer/vaarde terug
jij voer/vaarde terug
hij voer/vaarde terug
wij voeren/vaarden terug
jullie voeren/vaarden terug
zij voeren/vaarden terug

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugvoer/terugvaarde
dat jij terugvoer/terugvaarde
dat hij terugvoer/terugvaarde
dat wij terugvoeren/terugvaarden
dat jullie terugvoeren/terugvaarden
dat zij terugvoeren/terugvaarden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had teruggevaren
jij had teruggevaren
hij had teruggevaren
wij hadden teruggevaren
jullie hadden teruggevaren
zij hadden teruggevaren

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal terugvaren
jij zult terugvaren
hij zal terugvaren
wij zullen terugvaren
jullie zullen terugvaren
zij zullen terugvaren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal teruggevaren hebben
jij zult teruggevaren hebben
hij zal teruggevaren hebben
wij zullen teruggevaren hebben
jullie zullen teruggevaren hebben
zij zullen teruggevaren hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou terugvaren
jij zou terugvaren
hij zou terugvaren
wij zouden terugvaren
jullie zouden terugvaren
zij zouden terugvaren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou teruggevaren hebben
jij zou teruggevaren hebben
hij zou teruggevaren hebben
wij zouden teruggevaren hebben
jullie zouden teruggevaren hebben
zij zouden teruggevaren hebben

Gebiedende wijs
vaar terug

Aanvoegende wijs
terugvare
Gebiedende wijs



Voorbeelden

  1. Als we terugvaren, krijg je het terug.
    When we head home, you can have it back.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden