Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: terugbellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
teruggebeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bel terug
jij belt terug
hij belt terug
wij bellen terug
jullie bellen terug
zij bellen terug

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugbel
dat jij terugbelt
dat hij terugbelt
dat wij terugbellen
dat jullie terugbellen
dat zij terugbellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb teruggebeld
jij hebt teruggebeld
hij heeft teruggebeld
wij hebben teruggebeld
jullie hebben teruggebeld
zij hebben teruggebeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik belde terug
jij belde terug
hij belde terug
wij belden terug
jullie belden terug
zij belden terug

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik terugbelde
dat jij terugbelde
dat hij terugbelde
dat wij terugbelden
dat jullie terugbelden
dat zij terugbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had teruggebeld
jij had teruggebeld
hij had teruggebeld
wij hadden teruggebeld
jullie hadden teruggebeld
zij hadden teruggebeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal terugbellen
jij zult terugbellen
hij zal terugbellen
wij zullen terugbellen
jullie zullen terugbellen
zij zullen terugbellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal teruggebeld hebben
jij zult teruggebeld hebben
hij zal teruggebeld hebben
wij zullen teruggebeld hebben
jullie zullen teruggebeld hebben
zij zullen teruggebeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou terugbellen
jij zou terugbellen
hij zou terugbellen
wij zouden terugbellen
jullie zouden terugbellen
zij zouden terugbellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou teruggebeld hebben
jij zou teruggebeld hebben
hij zou teruggebeld hebben
wij zouden teruggebeld hebben
jullie zouden teruggebeld hebben
zij zouden teruggebeld hebben

Gebiedende wijs
bel terug

Aanvoegende wijs
terugbelle

Voorbeelden

  1. Bel terug alstublieft...
    Please call back...
  2. Niet ophangen, want ik bel terug.
    Don 't hang up, I 'll just call back.
  3. Ik bel terug. Ik heb een probleem.
    I 'll call back, something 's come up.
  4. Ik bel terug over een paar uur.
    I 'll call you in a couple hours.
  5. Bel terug over 9 of 10 jaar.
    Call back in 9 or 10 years.
  6. Spreek wat in en ik bel terug.
    Leave a message and I 'll call you back.
  7. Spreek een boodschap in en ik bel terug.
    Leave me a message and I 'll call you back.
  8. Laat' n bericht achter en ik bel terug.
    Leave a message and I 'll get back to you.
  9. Laat een boodschap achter en ik bel terug.
    Leave a message and I 'll call you back.
  10. Spreek je naam en nummer in, en ik bel terug.
    Please leave your name and number, and I 'll call you back.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden