NL: tenietgaan U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
tenietgegaan
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ga teniet jij gaat teniet hij gaat teniet wij gaan teniet jullie gaan teniet zij gaan teniet
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik tenietga dat jij tenietgaat dat hij tenietgaat dat wij tenietgaan dat jullie tenietgaan dat zij tenietgaan
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben tenietgegaan jij bent tenietgegaan hij is tenietgegaan wij zijn tenietgegaan jullie zijn tenietgegaan zij zijn tenietgegaan
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ging teniet jij ging teniet hij ging teniet wij gingen teniet jullie gingen teniet zij gingen teniet
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik tenietging dat jij tenietging dat hij tenietging dat wij tenietgingen dat jullie tenietgingen dat zij tenietgingen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was tenietgegaan jij was tenietgegaan hij was tenietgegaan wij waren tenietgegaan jullie waren tenietgegaan zij waren tenietgegaan
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tenietgaan jij zult tenietgaan hij zal tenietgaan wij zullen tenietgaan jullie zullen tenietgaan zij zullen tenietgaan
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal tenietgegaan zijn jij zult tenietgegaan zijn hij zal tenietgegaan zijn wij zullen tenietgegaan zijn jullie zullen tenietgegaan zijn zij zullen tenietgegaan zijn
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tenietgaan jij zou tenietgaan hij zou tenietgaan wij zouden tenietgaan jullie zouden tenietgaan zij zouden tenietgaan
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou tenietgegaan zijn jij zou tenietgegaan zijn hij zou tenietgegaan zijn wij zouden tenietgegaan zijn jullie zouden tenietgegaan zijn zij zouden tenietgegaan zijn
|
Gebiedende wijs |
ga teniet
|
Aanvoegende wijs |
tenietga |