Voorbeelden

1. You form the tempest.
   U vormt de storm.
2. Tempest reads through walls?
   Tempest leest door muren?
3. It 's a tempest in a teapot.
   Een storm in een glas water.
4. Tempest couldn 't read Cardassia 's computers?
   Maar Tempest kon de computers van Cardassia niet lezen?
5. Perhaps Act 3 could begin with a tempest.
   Misschien zou akte 3 met tumult kunnen beginnen.
6. Tempest told you she 's not a spy.
   Tempest zei je toch dat ze geen spionne was?
7. These marks were made by a 1963 Pontiac Tempest.
   Deze sporen zijn van een Pontiac Tempest uit' 63.
8. From lightning and tempest, from the plague, famine and war.
   Van bliksem en storm, van de pest, hongersnood en oorlog.
9. It 's a nickname, like the character in The Tempest.
   Het is een bijnaam, zoals het personage in The Tempest.
10. Only the ones that stir a tempest in my heart.
    Alleen aan hen die een storm in mijn hart doen ontketenen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden