NL: temperaturen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getemperatuurd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik temperatuur jij temperatuurt hij temperatuurt wij temperatuuren jullie temperatuuren zij temperatuuren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getemperatuurd jij hebt getemperatuurd hij heeft getemperatuurd wij hebben getemperatuurd jullie hebben getemperatuurd zij hebben getemperatuurd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik temperatuurde jij temperatuurde hij temperatuurde wij temperatuurden jullie temperatuurden zij temperatuurden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getemperatuurd jij had getemperatuurd hij had getemperatuurd wij hadden getemperatuurd jullie hadden getemperatuurd zij hadden getemperatuurd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal temperatuuren jij zult temperatuuren hij zal temperatuuren wij zullen temperatuuren jullie zullen temperatuuren zij zullen temperatuuren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getemperatuurd hebben jij zult getemperatuurd hebben hij zal getemperatuurd hebben wij zullen getemperatuurd hebben jullie zullen getemperatuurd hebben zij zullen getemperatuurd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou temperatuuren jij zou temperatuuren hij zou temperatuuren wij zouden temperatuuren jullie zouden temperatuuren zij zouden temperatuuren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getemperatuurd hebben jij zou getemperatuurd hebben hij zou getemperatuurd hebben wij zouden getemperatuurd hebben jullie zouden getemperatuurd hebben zij zouden getemperatuurd hebben
|
| Gebiedende wijs |
temperatuur
|
| Aanvoegende wijs |
| temperature |