NL: telexen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getelext
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik telex jij telext hij telext wij telexen jullie telexen zij telexen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getelext jij hebt getelext hij heeft getelext wij hebben getelext jullie hebben getelext zij hebben getelext
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik telexte jij telexte hij telexte wij telexten jullie telexten zij telexten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getelext jij had getelext hij had getelext wij hadden getelext jullie hadden getelext zij hadden getelext
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal telexen jij zult telexen hij zal telexen wij zullen telexen jullie zullen telexen zij zullen telexen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getelext hebben jij zult getelext hebben hij zal getelext hebben wij zullen getelext hebben jullie zullen getelext hebben zij zullen getelext hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou telexen jij zou telexen hij zou telexen wij zouden telexen jullie zouden telexen zij zouden telexen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getelext hebben jij zou getelext hebben hij zou getelext hebben wij zouden getelext hebben jullie zouden getelext hebben zij zouden getelext hebben
|
| Gebiedende wijs |
telex
|
| Aanvoegende wijs |
| telexe |